28/02/2020
Ik vier met vrienden en familie een verjaardag in Mout, het enorme brouwerijcafé in Hilversum. Middenin een zin van schoonzus kondig ik aan even snel te gaan plassen.
De wc´s zijn beneden en daar kom je via een steile metalen trap.
De combinatie van slechte verlichting, mijn neiging van trappen te lazeren en mijn bijziendheid maakt dat ik de leuning stevig vastgrijp en na twee treden even stop. Ik kijk in de diepte om me te oriënteren hoe de trap loopt, want dat is niet zo duidelijk te zien door het wilde patroon.
`Alles goed, heeft U hulp nodig?´
Naast me staat één van de jonge jongens van de bediening. Zo´n gozer met zo´n half schort met het logo van Mout en een frisse blik.
Hij slaat een arm om me heen en knikt naar beneden.
Ik kijk hem stomverbaasd aan. Zegt hij nu ´U´ tegen me? En waarom zou ik hulp nodig hebben, zie ik er zo seniel uit?
Hij houdt zijn arm om me heen en geeft me een bemoedigend duwtje een treetje lager.
Wij kijken elkaar aan. Hij met een half lachje en dan dringt het tot me door dat hij denkt dat ik teveel op heb.
`Ik kan zelf die trap wel aflopen, hoor,´ zeg ik beledigd en duw hem van me af. Om te bewijzen dat ik niet bezopen ben dender ik met twee treden tegelijk de trap af, wat best een risico is.
Terug bij schoonzus vertel ik haar dat één van de jongens van de bediening een arm om me heen sloeg en me naar beneden wilde helpen.
`Wat zei je?´ vraagt ze.
´Dat ik heel goed zelf een trap af kan lopen.´
We kijken om ons heen naar alle toyboys die hier met bladen bier lopen te sjouwen.
Ze schudt haar hoofd.
`Verkeerd antwoord. Ik zou gezegd hebben dat ik ook hulp met mijn gulp nodig heb.´