Superbowl

31/01/2014

We maken een sprong in de tijd. De volgende column heb ik geschreven toen we allang weer terug in Nederland waren. Het is eind januari: Superbowl-weekend.

American football

Het is januari, dus komt in Amerika de Super Bowl er weer aan. Als je nooit in Amerika gewoond hebt, besef je niet wat voor een happening de finale van American football daar is. Ruim 110 miljoen mensen zitten met hun neus tegen de televisie geplakt, zich ondertussen volstoppend met tacochips met guacamole. Geen idee waarom, maar guacamole is de traditionele Super Bowl snack en wordt op zijn Amerikaans in grote hoeveelheden kant en klaar verkocht bij de supermarkten. In emmers dus.
Ik herinner me nog de ontsteltenis van de verkopers van de electronicawinkel, toen ik daar een minuut voor het begin van de wedstrijd binnen kwam slenteren om een radio te ruilen. De gele ghettoblaster, een cadeau voor Steven zijn verjaardag, hadden we zelf per ongeluk kapot gemaakt, maar ik hoefde niets uit te leggen. Binnen 15 seconden had ik een nieuw exemplaar in mijn handen en werd ik hardhandig de winkel uit geschopt. No questions asked. Sindsdien weet ik dat de Super Bowl heilig is in Amerika.
Nederlanders hebben niets met American football. Steven wel. ’s Morgens komt hij met donkere kringen onder zijn ogen beneden omdat hij middenin de nacht de play-offs heeft zitten kijken.
“Yeah! De Saints hebben gewonnen,” hij komt gapend mijn studeerkamer insloffen.
De Saints? Waar heeft hij het over? Steven ziet de domme uitdrukking in mijn ogen en herhaalt nog eens met nadruk: “De Saints.” Ik wacht tot hij verder praat in de hoop een aanknopingspunt te hebben.
“American football!’
Ah, er gaat me een licht op. Het is januari, de Super Bowl komt in zicht.
“Wie zijn de Saints?” vraag ik behoedzaam.
“De New Orleans Saints,” roept hij vertwijfeld uit.
“New Orliens,” begin ik, maar hij valt me onmiddellijk in de rede: “New Őrleans,” verbetert hij mijn verkeerde klemtoon.
We zwijgen even. Ik stel mijn vraag opnieuw.
“Waarom ben jij fan van de Saints en niet van de Yankees?”
Op het moment dat ik het zeg weet ik dat ik fout zit. Steven kijkt me met open mond aan, waardoor ik snel mijn fout kan herstellen.
“Oh, nee. Stom. Yankees is baseball.”
Steven doet zijn mond weer dicht.
Ik moet mee naar boven naar zijn computer voor een snelcursus American football. Ik bekijk gehoorzaam het zootje breedgeschouderde mannen dat door elkaar heen rent en af en toe op een grote hoop springt. Steven wijst en heeft het over quarter backs, interception en time outs en noemt zijn favoriete teams en spelers. Ik snap er helemaal niets van en zijn uitleg gaat het ene oor in het andere oor uit.
Ik had beter moeten opletten, want de dag erop overhoort hij me.
“Noem 5 American Football teams.”
Hij staat hinderlijk voor mijn computer dus kan ik niet snel het antwoord googelen.
“De Saints,” begin ik zelfverzekerd.
Steven knikt tevreden. Ik denk na.
“De Giants. The New York Jets,” ja die namen uit New York heb ik tenminste opgeslagen in mijn geheugen.
“Nog twee.”
“The Green Bay Packers,” roep ik triomfantelijk.
Geen idee hoe die naam opeens komt opborrelen, maar het klopt. Steven is onder de indruk.
“Nog een.”
Ik speur mijn geheugen af. Ik denk aan grote steden in Amerika in de hoop een link te kunnen leggen.
“Chicago Red Bulls,” piep ik.
Ik krijg de hoon van Steven over me heen.
“Red Bulls?” vraagt hij schamper.
Ik aarzel. Vast niet goed. Red bull is natuurlijk een drankje.
“Grapje,” zeg ik snel.
“Basketball, Mom.”
Oh ja, natuurlijk. Michael Jordan.
Ik ga weer aan grote steden denken.
“The Detroit Spinners!”
Ik zeg het met zoveel overtuiging dat Steven even zijn kluts kwijt is.
“Wat?” zegt hij aarzelend, “de Detroit Spinners? Ken ik niet eens.”
Ik bijt op mijn lip om niet te lachen. Detroit Spinners? Volgens mij een soulband uit de jaren zeventig. Ik zeg niets.
Steven is duidelijk geïmponeerd en gooit het over een andere boeg.
“Noem drie spelers.”
“Piece of cake,” begin ik stoer, “Tim Tebow.”
Tja, die naam heeft hij al zo vaak genoemd, ik moet wel seniel zijn als ik dat niet onthoud.
“Drew…,” zijn achternaam is helaas niet opgeslagen op mijn harde schijf.
“Van de Saints,” voeg ik ter verduidelijking toe.
Vanwege die toevoeging keurt Steven het goed. Hij staat met twee vingers in de lucht.
“Nog een.”
Al sla je me dood, ik heb geen idee. Ik besluit wat te verzinnen.
“Chris Tucson,” zeg ik vol overtuiging.
Steven zijn ogen vernauwen zich tot spleetjes. Hij kijkt me argwanend aan.
“Wie?”
“Uit Seattle,” ik knik hem zelfverzekerd toe.
Steven is diep onder de indruk en druipt af.
Ik schuif achter mijn computer en google de Detroit Spinners. Ja, ik had gelijk. Een soul band uit 1970. Ik hoor boven niets, dus Steven is niet zo bijdehand om mijn antwoorden te verifiëren. Ik stuur de Youtube link van de Detroit Spinners naar zijn gmail adres met als bijschrift: ‘ze bestaan echt.’
Daarna google ik Chris Tucson. Hè? Er bestaat echt iemand met die naam. Goh, ik zuig iemand uit mijn duim, blijkt het een kno-arts uit Arizona te zijn en niet een American Footballplayer uit Seattle.
Pas ’s avonds laat, als ik al in bed lig te lezen, opent Steven zijn gmail. Ik hoor hem in lachen uitbarsten en zoek dekking onder het dekbed als hij onze slaapkamer in komt.
“Detroit Spinners hè?!”
Ik gluur over de rand van mijn dekbed. Steven zit op de rand van mijn bed en kijkt me streng aan.
“Hebben zij vorige week niet gewonnen van de Cincinnatti Customers,” roep ik hem na als hij hoofdschuddend de kamer uitloopt.
“Cincinnati Bengals, Mom,” zucht hij voordat hij de deur dichtdoet.

1 reactie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: