Internet

13/06/2014

De afgelopen week, oa op Facebook, veel discussies gehad over de lengte van een column. De ene helft van mijn lezers wil een lange, de andere helft leest liever een korte. Zoals beloofd post ik nu twee columns van verschillende lengte, ze gaan allebei over hetzelfde onderwerp: Geen internet.
Ik hoor graag wat jullie de ideale lengte vinden.

Internet 1

“We graven een gat.”
Wat is dat voor antwoord?
Ik kijk neer op de twee mannen die pal naast mijn huis in een diepe kuil staan.
“Dat zie ik,” zeg ik uiteindelijk, “waarom?”
“Problemen met internet.”
Ik frons, erg meedeelzaam is hij niet.
“Ik heb geen problemen.”
De man haalt ongeïnteresseerd zijn schouders op.
“Gefeliciteerd.”
Wat een lul. Ik onderdruk de neiging hem met zijn schep de hersens in te slaan en fiets weg.
Als ik een half uur later terugkom staan er inmiddels vijf mannen zwijgend in de diepe kuil te staren. De scheppen liggen op mijn heg.
“Willen jullie je gereedschap niet op mijn heg leggen?”
Demonstratief zuchtend zegt mijn vriend van daarvoor tegen zijn collega: “Mevrouw wil dat je je schep op de grond legt.”
Ik ga naar binnen en zet mijn computer aan. Vijf minuten later valt mijn internet uit. Waarom verbaast me dat niet?
Ik storm naar buiten. Voordat ik iets kan zeggen staat diezelfde hondenlul triomfantelijk met een oranje kabel in de lucht te zwaaien.
“Doorgeknipt,” juicht hij.
Ik ontplof.
“Jullie kunnen niet zomaar mijn kabel doorknippen.”
“U heeft ook geen tv of telefoon,” zegt hij vals, “dat gaat de hele dag duren.”
Ik gaap de man aan. Wat?
Ik doe dreigend een stap in zijn richting in de hoop dat hij achteruit stapt en in zijn eigen kuil dondert. Toch maar weer naar binnen, waar ik me ga zitten verbijten achter mijn computer. De hele dag geen internet? Hufter.

Hieronder volgt de lange

Internet

“Weer geen internet!” Steven komt pisnijdig bij me naar binnen stampen.
Hij zat middenin een online game en dit was nu al de zoveelste keer.
Hij heeft gelijk, hoewel hij nu niet moet doen alsof ík steeds stiekem de kabeltjes doorsnij. Ik heb er ook last van. Al weken valt internet af en toe uit.
“Bel de UPC,” roept hij vertwijfeld uit.
Ik pak de telefoon en bel de UPC. Het meisje dat ik onverwachts snel aan de lijn krijg is zo aardig dat ik vergeet te snauwen. Ze is een al begrip en voelt met me mee en zal meteen de volgende dag iemand sturen.
De volgende dag staat er inderdaad een monteur op de stoep. Kees. Ik vertel dat al onze aansluitingen weggewerkt zijn in het bankje van de erker. Kees klapt het bankje open en kijkt hoofdschuddend naar de wirwar van snoeren, kabels, router, stopcontacten, het modem en de telefoonaansluiting.
“Zo,” zegt hij.
Ik sta naast hem en kijk mee.
“Ja,” zeg ik.
Misschien had ik de stofzuiger er even door moeten halen, de vlokken stof dwarrelen ons tegemoet.
Terwijl Kees de kluwen kabels en snoeren uit elkaar begint te halen, vertel ik hem hoe vaak en wanneer de verbinding steeds uitvalt.
“U heeft wel een heel oud modem,” zegt Kees meewarig.
Ik zwijg en kijk hem hoopvol aan. Nieuw modem? Kees gaat er eentje uit zijn auto halen. Hij is helemaal in zijn nopjes als hij het bankje weer dichtklapt.
Probleem opgelost.
Niet, blijkt de dag daarna als Steven weer met geslepen messen de trap af komt donderen.
Kees komt weer en vervangt een splitter. Hij heeft zijn hielen nog niet gelicht of de verbinding valt weer uit.
Kees weer. Kees vindt het intussen dolgezellig bij ons en begint zijn levenverhaal te vertellen. Het gaat over medische fouten en zijn vrouw die hem in de steek gelaten heeft. Ruim een uur doet hij erover om een kabeltje te vervangen. Paul en ik luisteren meelevend naar zijn ellende en hopen stilletjes dat internet het nu doet en dat Kees uit ons leven verdwijnt. Als hij pas tegen etenstijd klaar is kijkt hij ons aan alsof hij verwacht uitgenodigd te worden een vorkje mee te prikken.
Hij heeft intussen alles vervangen wat er maar vervangen kan worden, maar het mag allemaal niet baten. Na al zijn ingrepen hebben we nu nog maar een paar uur per dag internet en soms een hele dag helemaal niet. Ik heb intussen een hotline met de UPC. Het helpdeskmeisje, dat ik na een internetloos week-end aan de lijn krijg, barst bijna zelf in tranen uit.
Kees komt weer. Mismoedig gaat hij in de erker in het opengeklapte bankje zitten staren. We hebben toevallig even verbinding, zal je altijd zien. Kees weet het ook niet meer en belt de afdeling metingen.
“Morgen komt er iemand buiten Uw huis meten om te zien of daar het probleem ligt.”
Ik wuif Kees het tuinpad af en als ik weer terug in mijn kamer kom ligt internet er al weer uit.
De volgende dag komt zijn collega van de afdeling metingen. Voordat de meetmeneer bij me aanbelt heeft hij al de signalen gecontroleerd in een electriciteitskastje voor ons huis. Hij wappert demonstratief met een zwart geblakerd printplaatje. Ik kijk hem verbaasd aan. Dat valt niet mee, want hij heeft een lui oog dat alle kanten opdraait, behalve de kant waar zijn andere oog naar kijkt. En een plusbril. Ik deins terug als ik de twee onafhankelijk van elkaar draaiende ogen achter de jampotjes zie.
“Probleem gevonden,” zegt hij triomfantelijk.
Ik geloof er niets van.
“Hoe kan dat nou?” vraag ik wantrouwend, “als dat de oorzaak was, waarom doet hij het af en toe dan wel?”
Zijn ene oog kijkt me sluw aan. Ik moet niet van die bijdehante vragen stellen.
“Dit printplaatje is voor de helft doorgebrand.”
Ja, dat zie ik.
“Ja, dan gaat ie klapperen hè.”
Oh.
“Ik heb het internetsignaal en het tvsignaal meteen even wat hoger gedraaid.”
Deze man praat in raadselen voor mij, maar ik geloof hem graag en bedank hem uitvoerig.
Een uur later knalt internet er weer uit. 24 uur lang hebben we geen verbinding.
Steven heeft er allemaal geen last meer van, want hij is op vakantie. Alexander daarentegen loopt schuimbekkend rond. Hij heeft nog vijf dagen om zijn eindscriptie van de universiteit in te leveren. Thuis geen internet, als een dakloze zwerft hij door bibliotheken met zijn laptop onder zijn arm op zoek naar een internetconnectie.
De toon van de gesprekken met de helpdesk wordt grimmiger, het is nu officieel oorlog tussen mij en de UPC.
Helaas heb ik steeds als ik iemand aan de lijn heb wel verbinding en kunnen ze dus niet zien waar het signaal stopt.
Op een donderdagmorgen ben ik het meer dan zat en houd de UPC dame net zolang aan de lijn tot ze toezegt dat er met spoed weer een monteur langskomt.
“Niet Kees hoor,” roep ik nog net op tijd.
Tien minuten voordat de monteur over de drempel stapt gaat het internet geniepig weer aan. Het zijn de jampotjes van de afdeling metingen weer.
Nee, hij kan niets vinden, het signaal is op volle sterkte.
Hij staat middenin mijn kamer. Zijn ene oog kijkt naar het modem in het opengeklapte bankje, zijn andere is op mijn computer gericht. Handig zulke ogen die twee dingen tegelijk in de gaten kunnen houden.
Hij kijkt dreigend en ik denk dat dat uiteindelijk helpt. We hebben de hele dag verbinding. En de dag daarna ook. De dag daarna weet ik niet, want op die dag besluit mijn computer kapot te gaan. Never a dull moment.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: