09/05/2014
Ik ga weer terug in de tijd naar de jaren dat we in Amerika woonden. De zomers aan de oostkust zijn heet en vochtig. De winters koud, ieder jaar hadden we een witte kerst. Vaak was het weer, zeker voor Nederlandse begrippen, extreem…..
Hurricane
Na drie keer tevergeefs meppen dringt het tot me door dat het niet de wekker is die me zo ruw wekt. Telefoon.
“Schools closed today. Emergency reasons,” een heel erg uitgeslapen stem in mijn oor.
Ik ben meteen klaarwakker en kijk op de klok. Kwart voor zes. Om kwart voor zes bellen ze je uit je bed om te zeggen dat je lekker kan gaan slapen, omdat je niet op hoeft.
Paul is intussen ook wakker en we kruipen iets dieper onder ons dekbed, terwijl we naar de kletterende regen luisteren.
“Hurricane,” fluister ik nogal overbodig.
Toch maar even naar beneden. CNN. De te verwachten beelden. Reporters in doorweekte regenpakken staan met flapperende broekspijpen stoer te doen voor de camera. De wind is hard, de regen nat, en de straten staan blank. Ja, dat zien we. We blijven even kijken om te zien waar de waaghals zich bevindt. Ah, North Carolina, dat is nog drie staten naar beneden. Ik ga weer naar bed.
Wanneer ik een uur later wakker word is Paul al naar zijn werk. Noodtoestand? Flauwekul. De kinderen kijken stomverbaasd naar buiten als ik ze vertel dat de school dicht is. Waarom? Regen? Hadden we dat in Nederland niet drie van de vier dagen? Ik vind het zelf ook lichtelijk overdreven, maar vermoed dat het in de loop van de dag erger gaat worden.
Aan het eind van de morgen breng ik de jongens door een watergordijn naar hun vriendjes en rijd door naar de supermarkt. Wow, wat een gekkenhuis. Lange rijen bij de kassa’s. Hoogopgestapelde karren. Kant-en -klare maaltijden, ingeblikt voedsel en veel giga flessen met water. Alsof we nog geen water genoeg hebben buiten. Ze zijn aan inslaan! Waarom dat? Heb ik iets gemist? Morgen schijnt de zon toch weer gewoon? Met een krop sla, een zak frites en een pak gehakt sluit ik geduldig achteraan.
In de loop van de dag wordt de regen steeds harder. De moeder van het vriendje waar Alexander aan het spelen is belt paniekerig op om te zeggen dat haar basement onderloopt. De basement!
Ik spring met twee passen tegelijk de trap af, half en half verwachtend bij de laatste sprong in het water te landen. Licht aan. Hmm, geen water. Gewichtig loop ik alle raampjes na. Alles onder controle. Ik loop weer naar boven en hoor de garagedeur. Paul thuis. Om vier uur!
Op mijn verbaasde vraag waarom hij zo vroeg thuis is haalt hij zijn schouders op.
“Laat, zal je bedoelen. Iedereen moest om twaalf uur naar huis, maar ik heb nog even een paar uur doorgewerkt. Net op tijd weggegaan trouwens, want de snelweg staat al half onder water.”
In de opening van de garagedeur kijken we een tijdje naar de douche buiten. De wind steekt op en het gaat zo mogelijk nog harder regenen. Gauw maar even de jongens ophalen. Geen verkeer op de weg. Misschien toch te lang gewacht. Ik pluk Alexander weg, wens de familie sterkte en rijd dan stapvoets naar het vriendje van Steven. De weg is moeilijk te onderscheiden, alsof ik door een beek rijd. Met de kinderen achterin maak ik dat ik thuiskom.
Paul, de man in huis, controleert nogmaals de basement. Alexander, tweede man in huis, doet hetzelfde. En hij ziet wat Paul en ik over het hoofd hebben gezien. Het waterniveau buiten komt verontrustend dicht bij de onderkant van het raam. Halsoverkop naar buiten. Whoeahh. We wonen opeens aan het water. Zandzakken voor de deur! Via de keuken rennen we naar buiten.
Naast ons huis stroomt plotseling een wild stromende rivier, het water komt in kolkende stromen van de heuvel af. Van het ene op het andere moment is de grond verzadigd en stijgt het water in een onthutsend tempo.
“Hozen!” gebaart Paul driftig naar me.
Ik zak door mijn knieën bij het lage raampje van de basement en begin met een steelpannetje het water weg te scheppen uit de ijzeren beschermkap van het raampje. De kap lijkt wel een vergiet en de ruimte vult zich razendsnel.
Dit wordt menens. Ik schep en schep en houd met één oog de zwiepende bomen op de heuvel in de gaten.
Paul en Steven plonzen langs met deuren van een oude Ikeakast.
“Ik probeer de stromen langs het huis te leiden,” schreeuwt Paul boven het geraas van de wind uit.
Voorovergebogen op mijn knieën schep ik als een bezetene. Het koude modderige water komt tot aan mijn billen. Achter me loopt Steven joelend met volgelopen kaplaarzen over het terras waar inmiddels minstens een halve meter water staat.
Het is koud. Een paar onweersklappen. En dan gaat het echt stormen.
Alexander helpt serieus, maar met dat andere kind kan je de oorlog niet winnen hoor. Steven is begonnen baantjes te trekken in het ondergelopen terras en oefent zijn rugcrawl. Ik schreeuw naar hem dat ie naar binnen moet gaan, maar mijn stem gaat verloren in de bulderende wind.
Paul en Alexander verschijnen weer, nu met een lang stuk regenpijp. Met veel gevloek en getier lukt het Paul het stuk aan de bestaande regenpijp te bevestigen, waardoor het gutsende water aan de zijkant van het terras weg kan lopen. Ik stop even met hozen en sta op. We kijken om ons heen. Het water van de heuvel stroomt dankzij de dammen van Ikea links van ons huis, en de regenpijp loodst zijn water rechts van het terras.
“Stijgt het hier niet meer?” vraag ik hoopvol.
Op de treetjes naar de keuken kijken we uit over de kolkende watervlakte. Als de enorme bomen achterin de tuin vervaarlijk beginnen te kraken vluchten we naar binnen.
De volgende dag is het water gezakt. De tuin is een ravage, maar het huis staat nog overeind en wonderlijk genoeg ook de basketbalpaal.
En inderdaad, de zon schijnt weer gewoon.