04/07/2014
Dit is mijn laatste column voor de vakantie. Volgende week deze tijd rijden we richting Zuid-Frankrijk. Dat doen we wel vaker. Lees hieronder wat er gebeurt als je je snelheidsmeter niet in de gaten houdt. Misschien beter wat minder doorjakkeren?
Te hard
Ik word doezelig van de eentonige rit en sluit even mijn ogen. Onverwachts schiet ik naar voren, maar voordat ik mijn voortanden kapot sla op het dashboard blokkeert de veiligheidsgordel. Met één oog werp ik een blik in de zijspiegel op zoek naar dolle motoragenten dan wel verborgen snelheidscamera’s, aangezien dat doorgaans de enige reden is dat Paul zo vol op de rem trapt.
“Kut!” roept hij hardgrondig terwijl hij in zijn achteruitrijspiegel kijkt.
Ik doe mijn andere oog ook open en kijk achterom. Een politiewagen. Ik ben opeens klaarwakker en ga rechtop zitten.
“Hoe hard reed je dan?”
“Mwoaahhh, 190 of zo,” hij zegt het zowaar met een half lachje.
Hij mindert nu snel vaart tot we braaf 120 rijden. Het landschap sukkelt voorbij. De Franse politiewagen gaat naast ons rijden en gebaart dat we moeten volgen. Bij de eerstvolgende P slaat hij af. We volgen, parkeren en wachten gelaten op de politie. De gendarme verschijnt met in zijn kielzog een puisterig hulpje. Paul trekt zijn gezicht in een schuldbewuste plooi en knikt. De gendarme knikt ook. Een tijdje staan ze zo zwijgend tegen elkaar te knikken.
“Weet U hoe hard U hier mag?” vraagt de gendarme dan vermoeid.
Paul’s gezichtsuitdrukking gaat van schuldbewust naar onnozel.
“140,” liegt hij.
Puistje op de achtergrond schudt dreigend van nee. De agent zelf blijft rustig en vriendelijk.
“Nee, Monsieur, 130 en heeft U enig idee hoe hard U reed?”
Nou dat had Paul wel maar hij haalt vragend zijn schouders op.
“190!” en de gendarme begint weer te knikken.
“Non!” zegt Paul geschrokken en begint pour la forme te protesteren.
Dan wordt de gendarme opeens heel spraakzaam en gooit van alles naar ons hoofd, terwijl het puistje ons vol minachting aanstaart. In de Franse diarree van woorden vang ik het woord rijbewijs op. Ik heb het goed begrepen. Of we de politie even willen volgen naar het bureau om wat formaliteiten af te handelen. Met andere woorden om het rijbewijs in te leveren en de boete te betalen. We volgen.
De boete valt mee, maar helaas hebben we het bedrag niet contant in onze portemonnee. De gendarme wappert met zijn hand vaag in westelijke richting en draagt me op het geld maar ergens te gaan pinnen, terwijl hij zijn andere hand met de palm naar boven naar Paul uitsteekt.
“Permis de conduire, s’il vous plaît.”
Ik kijk even verdwaasd in de richting die hij aanwijst, maar zie alleen maar snelweg en vraag où ik dan wel kan pinnen. Bij de bakker. Het is geen grap. Hij begint uit te leggen, maar bij de derde rond-point volg ik het al niet meer. Hij ziet aan de onintelligente uitdrukking op mijn gezicht dat ik de route niet kan onthouden en gaat puistje halen. Paul zit intussen achter de rug van de agent spijtige bekken naar me te trekken.
Puistje en ik gaan op zoek naar een pinautomaat. Hij is helemaal in zijn sas in zijn nieuwe rol als verantwoordelijke boeman en commandeert me rechtsaf te slaan. Rechtdoor, eerste rond-point, tweede rond-point, rechtdoor, derde rond-point, rechtsaf. Steeds verder rijden we het Franse land in. Ik ben het spoor algauw bijster. Hoe had ik dit in godsnaam kunnen onthouden?
Na drie gehuchten weet puistje het ook niet meer en sommeert me te stoppen, zodat hij de weg kan gaan vragen. Ik parkeer gehoorzaam.
“Niet wegrijden,” dondert hij en kijkt me even dreigend diep in de ogen.
Ik kijk zo vuil mogelijk terug en geef geen antwoord. Die gozer spoort niet.
Maar daar is hij weer hoor. Ik moet keren. We rijden dezelfde route terug en vinden uiteindelijk in een dorpje de bakker met pinautomaat. Puistje gaat met een gewichtig gezicht pal naast me lopen alsof ik een vluchtgevaarlijke tbs’er ben. De aanwezige klanten werpen een nieuwsgierige blik op me en deinzen als ik langsloop.
Terug bij de gendarmerie. Ze hebben ons geld, Paul’s rijbewijs en we mogen gaan.
Op het parkeerterrein gaan ze samen met over elkaar geslagen armen staan kijken of Paul wel op de passagierstoel gaat zitten. Geen rijbewijs, niet rijden.
Die hele vakantie zit ìk dus achter het stuur, terwijl Paul naast me met zijn handen in zijn nek gevouwen ontspannen achteroverleunt en zachtjes voor zich uit fluitend geniet van het Franse landschap.
Putain de flic.