15/05/2015
Ik heb pijn in mijn schouder en de huisarts verwijst me naar de orthopeed. En de orthopeed op zijn beurt stuurt me naar de martelkamer.
“Van je schouder wil ik eerst een scan zien. Ben je claustrofobisch?” vraagt hij.
Claustrofobisch? Ik? Ik krijg al een angstaanval als Paul in zijn slaap het dekbed tot aan mijn neus optrekt.
“Nee hoor,” roep ik stoer.
Op de ochtend van de MRI loop ik zenuwachtig door het huis te ijsberen.
Van de enige andere keer in mijn leven dat ik zo’n scan heb gehad kan ik me nog goed de blinde paniek herinneren toen ik me realiseerde dat ik in een krappe tunnel geschoven werd.
“Ik heb aangekruist dat ik niet claustrofobisch ben, maar dat ben ik wel hoor,” hijg ik als een verpleger mij uit de wachtkamer komt halen. Hyperventilerend loop ik achter hem aan.
Hij glimlacht even geruststellend naar me aan houdt dan triomfantelijk een paniekknop omhoog. Ze hebben een paniekknop? Zie je wel dat het eng is!
Hij drapeert me op de uitschuifla, doet een koptelefoon op mijn hoofd en stopt de paniekknop in mijn hand.
“We gaan beginnen, vijfentwintig minuten ongeveer,” roept hij. Beul.
Als een dvd schuif ik in de buik van de duivelse machine. Ik doe mijn ogen stijf dicht, als ik niet zie waar ik ben, kan ik ook niet in paniek raken. Hadden ze me niet beter een blinddoek om kunnen doen?
“Niet kijken, niet kijken, niet kijken,” ik vecht tegen de neiging even te gluren hoe het er uit ziet en luister naar het gejengel van Skyradio.
Om de zoveel minuten breekt de pleuris uit, het klinkt alsof ik op de startbaan van een Boeing 707 lig. Ik klem de paniekknop in mijn rechterhand en tel de liedjes op de radio. Vijfentwintig minuten. Dan zijn ongeveer zeven liedjes plus verkeersinformatie.
Dan zie ik door mijn stijf dichtgeknepen ogen letterlijk licht aan het eind van de tunnel. Voor de zekerheid doe ik mijn ogen nog niet open.
“Joehoe,” er staat een verpleegster over me heen gebogen.
Ik kijk snel om. Yes, ik ben terug uit de hel.
Het meisje is lang bezig de paniekknop uit mijn hand te peuteren, zo krampachtig heb ik de knop vastgehouden.
“U krijgt de uitslag van uw orthopeed,” roept ze me na als ik de kamer uitvlucht.
Een week later meld ik me weer bij de orhopeed. Ik word in een behandelkamer gelaten, waar op een computer de plaatjes van de MRI te zien zijn. In afwachting van de dokter bestudeer ik alvast mijn schoudergewricht. Ik zie niets. De orthopeed wel.
Iets met vocht in het gewricht en weinig ruimte en een geïrriteerde pees.
“Pijnlijk?”
Stomme vraag. Daarom kwam ik hier. Ik begin net zo geïrriteerd te raken als mijn pees.
Hij heeft geen idee hoe hij dat gaat oplossen.
“Heb je al een corticosteroïden injectie in je schouder gehad?”
“Ja.”
“Hielp dat?”
“Nee.”
“Dan krijg je er nog een.”
De logica ontgaat me.
Hij jast er een spuit in. En nee, ook dit keer helpt het niet.
Nepdokter.
Ook niks voor mij!!
Ging de paniekknop niet af dan, als je die zo vermorzelde???