05/06/2015
Ik sta op de zolderkamer en staar naar de verzameling gitaren. Mijn oudste zoon is allang verhuisd, zijn gitaren liet hij thuis. Geen plek in zijn appartement en de muziek wordt tegenwoordig op de computer gemaakt.
Ach ja, Alexander en muziek.
In gedachte ga ik terug naar hoe het ooit begon.
Een akoestische gitaar. Dan twee elektrische. En twee versterkers.
Vanaf dat moment zitten de buren met oordoppen in buiten in de tuin te eten. Ontelbare malen per dag sprint ik de trappen naar zijn zolderetage op om de volumeknop naar links te draaien. Alexander staat meestal headbangend mee te spelen en hoort me door de pokkeherrie nooit binnenkomen. Iedere keer weer schrikt hij zich een beroerte als ik nijdig in zijn gezichtsveld spring, mijn vingers demonstratief in mijn oren.
En dan mag hij een keertje meedoen met een band uit het eindexamenjaar. Dat bevalt aan beide zijden zo goed dat hij een paar nummers mee mag spelen op het grote Aids benefietconcert op school.
Op de dag van het concert gaan we samen met Steven vol verwachting voorin zitten om goed zicht te hebben op het eerste grote optreden van onze zoon. Mijn videocamera ligt op mijn schoot.
De avond begint om klokslag 8 uur. De zaal is afgeladen en het eerste optreden begint. Het tweede optreden begint. Steven zit te zuchten naast ons en klaagt dat hij zich niet lekker voelt. Het derde optreden begint. Een eindeloze stoet musicerende studenten trekt voorbij.
“Ik moet spugen hoor,” waarschuwt Steven.
“Nog even volhouden, Alexander komt zo.”
Dan eindelijk als allerlaatse act wordt zijn band aangekondigd en vijf weirdo’s beklimmen het podium. Alexander nog niet, want hij speelt maar met twee nummers mee.
Allevijf de leden van de band beginnen tegelijk op hun gitaren te rammen en in de microfoon te schreeuwen. Mr. Jones, de vice-principal op de eerste rij, trekt wit weg. Steven ook trouwens. Met zijn hand voor zijn mond gaat hij langzaam staan en kokhalst naar ons. Paul slaat zijn arm om hem heen en in de looppas gaat het naar de zijdeur. Ik houd mijn videocamera in de aanslag en kijk af en toe opzij naar Paul en Steven buiten. Paul staat met één been binnen om te kijken of Alexander al opkomt en met één been buiten, waar Steven vol overgave zijn schoen onder staat te kosten. Het tweede nummer barst los en we zien Mr. Jones op zijn horloge kijken als Paul en een pipse Steven weer aanschuiven.
Als de band even staat uit te hijgen van het derde nummer grijpt Mr. Jones opgelucht de microfoon en wil aan het afsluitende praatje beginnen.
De leadzanger, ruim twee meter lang met haar tot op zijn schouders, steekt zijn vinger op.
“Uhhh , Mr. Jones,” mompelt hij, “Alex heeft met ons geoefend en het zou jammer zijn…..”
Mr. Jones is onverbiddelijk: “Het is al half twaalf en de buren……”
“Alex, Alex, Alex,” beginnen een paar meisjes in de zaal te krijsen.
Al gauw scanderen alle fans van Alexander zijn naam. Ik kijk zenuwachtig toe, terwijl Alexander naast het podium staat te wachten met zijn gitaar om zijn nek en begin mee te gillen: “We want Alex, we want Alex.”
Mr. Jones doet zijn handen omhoog en geeft toe: “Ok, het refrein alleen.”
Alexander klimt snel het podium op en gaat vooraan in de spotlight staan. Hij is cool, met zijn gitaar laag op de heupen.
‘Wonderwall’ van Oasis.
De band trekt zich niets aan van de wild gebarende Mr. Jones en speelt het hele nummer uit. Alexander, geconcentreerd, speelt foutloos terwijl de hele zaal het refrein meezingt. Ik sta half op en film door een mist mijn zoon. Zweetdruppels vanonder mijn haargrens, mijn ogen nat van ontroering.