05/02/2016
Het schijnt dat ik getrouwd ben. Ik geloof dat hij Paul heet. Zeker weten doe ik het niet, want ik zie hem nooit.
Zoals vorige week. Hij was vijf dagen skiën met onze twee zonen, Alexander en Steven. Die zie ik trouwens ook nooit. Maar ze sturen wel iedere dag een slordige 100 WhatsAppies naar me, dus ik vermoed dat ze weten wie ik ben.
En Steven had een honkbalknuppel en een duikersmes naast mijn bed gelegd, zodat ik me ’s nachts wat veiliger zou voelen. Goh, die jongen kent me dus best wel goed, hij weet bijvoorbeeld dat ik geen held ben ’s nachts in mijn eentje.
Tja, en dan die Paul. Kennelijk wonen we in hetzelfde huis, want af en toe zie ik wel tekenen van zijn aanwezigheid. Wasgoed op de trap. Of lekker eten voor me in de ijskast als ik ’s avonds laat thuiskom. En ik moet toegeven, ik hoor ’s nachts vaak gesnurk naast me in bed. Dat moet hem toch zijn.
Laatst kwam ik hem toevallig tegen in mijn huis, we hadden elkaar dagen niet gezien. Ik heb me maar even netjes voorgesteld.
Het is natuurlijk mijn eigen schuld.
Ik ben begonnen aan de opleiding aan de Schrijversvakschool in Amsterdam, wat betekent dat ik een paar avonden per week uithuizig ben. En na de lessen even een kroeg induiken met mijn medestudenten… ja, dat doe ik ook.
Als ik dan heel laat thuiskom slaapt Paul allang, hij moet iedere dag gruwelijk vroeg op. Zo lopen we elkaar soms dagenlang mis.
Als ik zo laat thuiskom loop ik op mijn tenen de trap op naar zolder om in het logeerbed nog even te lezen, want kom op zeg, gaan slapen zonder gelezen te hebben, dat kan ik niet.
Dat geruisloos de trap opsluipen om Paul niet wakker te maken valt nog niet mee. Met terugwerkende kracht heb ik bewondering voor mijn kinderen die erin slaagden middenin de nacht ongemerkt thuis te komen. En dat wil wat zeggen, ik hoor alles, zelfs inbrekers die er niet zijn.
Alexander sliep in zijn middelbare schooltijd op de zolderetage boven ons.
Hij heeft me eens gedemonstreerd hoe hij dat deed, dat nachtelijke huissluipen: één voet helemaal rechts op de tweede tree, derde tree overslaan, dan andere voet op de reling, zesde en zéker de zevende tree overslaan wegens ernstig kraakrisico, boven twee passen dicht langs de muur en dan één voet op zijn bureau, via de linnenkast en het voeteneind van zijn bed naar zijn badkamertje. Daar godszijdank een betonnen vloer, dus geen gekraak.
Na het lezen van mijn boek sluip ik de trap af en schuif zo stil mogelijk naast die man in mijn bed. Mijn echtgenoot. En dan, als ik net in slaap gevallen ben, word ik weer even wakker van een hand die in één of ander onderdeel van me knijpt. Paul. Om te checken of ik er ben.