12/09/2014
We blijven nog even in Zweden, waar het leven zoooo saai is.
Schotel
Onze Zweedse televisie blijkt slechts drie zenders te hebben. Ze spreken er Zweeds. Ik niet. Na een halfjaar zijn de Zweedse woorden die ik ken op één hand te tellen. Hej, als ik ergens binnenkom. Hej, hej, als ik weer wegga.
De rest van mijn Zweedse vocabulaire heeft met eten te maken. Ost betekent kaas, skinka ham, dus een tosti ligt onder handbereik. Dan hebben we het wel zo’n beetje gehad.
Het niet kunnen kijken naar televisie ’s avonds begon danig te irriteren. Je moet toch wat als de avond al om drie uur ‘s middags begint. Een mooi boek met een goed glas wijn werd te duur. Vrienden van ons, expats in Italie, raden ons aan een schotelantenne te nemen, zodat we gewoon Nederlandse televisie kunnen kijken.
In ons winkelcentrum zit een Expert en ik ga erheen voor informatie. Ik leg omstandig uit en tot mijn stomme verbazing knikt de verkoper richting magazijn. Heeft ie hoor, zo’n schotel. Kan ik zo meenemen. In mijn enthousiasme schaf ik er één aan en ga dan pas bedenken hoe ik het gevaarte mee ga nemen.
De vriendelijk verkoper wijst me een nog niet door mij ontdekt parkeerterreintje aan, vlak achter de winkel. Mijn humeur kan niet meer stuk. Ik heb een schotel en heb bovendien een aardige Zweed ontmoet. Ik ga hem bijna zoenen, ware het niet dat hij, zoals drie van de vier Zweedse mannen, een baard heeft.
Ik sleep schotel en toebehoren naar mijn auto en thuis de trap op naar de woonkamer. Zo! Wat nu? Ik ga op zoek naar een monteur die de schotel op het dak kan plaatsen en de boel aansluiten. Helaas kunnen de baardjes die ik aan de lijn krijg allemaal voorlopig niet en vragen bovendien veel geld.
Ik ga vriendin Rianne bellen, want die snapt zulk soort dingen. Ze zou toch al komen voor wat gezelligheid en weet me wijs te maken dat we de schotel zelf wel kunnen installeren.
Als de jongens naar school zijn en Paul op zijn werk is zijn Rianne en ik er helemaal klaar voor. De kortstondige zomer in Zweden is begonnen en het is zeldzaam zonnig en warm.
Hoe komen we op het dak? We gaan op onderzoek uit.
In de studeerkamer naast de woonkamer blijkt een luik te zitten waar een trap uit komt lazeren als je hem met een haak opendoet. Op zolder kunnen we dan uit een raam klimmen. Rianne gaat me voor. Ze gluurt uit het zolderraam en roept opgetogen dat er al een stang aan de schoorsteen zit, waar we eventueel de satelite disc aan kunnen bevestigen.
“Eitje,” roept ze en we gaan een poging wagen de schotel naar boven te sjouwen.
De doos is te groot voor het trapgat. Zonder doos dan maar. Met veel gehannes lukt het ons de schotel door het trapgat te tillen, maar dan moeten we het onding nog op het dak zien te krijgen. Met doorgezakte knieën vanwege het lage plafond bewegen we ons richting kantelraam, de schotel tussen ons in.
Rianne stapt uit het raam op het schuine dak en stapt meteen weer naar binnen.
“Beetje eng, straks glijd ik weg,” zegt ze, “ik ga liever op blote voeten, dan heb ik meer grip.”
Ze schopt haar schoenen uit en stapt weer naar buiten. Eenmaal buiten begint ze jodelend van haar ene been op haar andere te dansen.
“Auwauwau, heet dat dak.”
Ze besluit liever haar voetzolen te schroeien dan het risico te lopen naar beneden te donderen,.
Verrassend snel klemt ze de schotel met beugels aan de stang vast. Dan word ik naar beneden gestuurd om de tv aan te zetten.
Vol verwachting zet ik de tv aan. Sneeuw. Ik klim de uitklaptrap weer op om dat te melden. Rianne kijkt me meewarig aan en wijst dan in de lucht.
“Satelliet,” legt ze geduldig uit, “nu moet ik de schotel zo draaien dat hij het signaal oppikt.”
Oh. Ze gaat mee naar beneden en tovert een scherm tevoorschijn met daarop een rode balk. De balk moet groen zijn. Ze verdwijnt weer naar boven om de schotel een paar graden te draaien en ik ga voor de tv naar het balkje staren. Rood, rood , groen.
“Stop,” schreeuw ik.
Weer rood. Het is duidelijk dat ze me niet kan horen op het dak. Ik klim weer naar boven en we overleggen.
“Schreeuw beneden eens in de openhaard, misschien hoor ik je dan.”
Ik ga voor de openhaard zitten met mijn hoofd in het stookkanaal en houd met een schuin oog de televisie in de gaten.
“Rood,” krijs ik.
Ze heeft het gehoord. Milimeter voor milimeter draait Rianne de schotel richting het Zuiden. “Rood, rood, rood, GROEN………. kut, terug….rood, rood,” zeker een half uur schreeuw ik in de openhaard.
Dan opeens blijft het balkje groen.
“Groen, groen, GROEN STOP, niet meer aan zitten,” gil ik omhoog.
Ik hoor gestommel en Rianne verschijnt weer. Op haar knieën gaat ze voor de tv zitten, ik zie haar geblakerde zolen, en gaat zappen. Yes! Nederlandse televisie. Ik kan mijn geluk niet op en begin in mijn eentje een polonaise door het huis te doen.
Na drie dagen moet Rianne helaas weer weg.
“En als de tv het niet meer doet, wat dan?” vraag ik ongerust.
“Paul het dak opsturen,” is haar geruststellende antwoord.
Die avond is er voetballen. Ajax. Met zijn vieren zitten we om acht uur vol verwachting klaar voor de televisie. We kijken naar het Journaal en luisteren intussen ongerust naar de wind die is gaan opsteken. Half negen aftrap. Eén over half negen. Weg beeld. Versteend staren we naar het scherm.
“Wat nu?” vraagt Paul chagrijnig.
Ik knik naar het plafond.
“Het dak op!”
Nou, zo saai was het leven daar dus helemaal nog niet. 😉
Leuk om te lezen!