Het avontuur tegemoet

07/02/2014

Voor ik het wist zat Paul in het vliegtuig op weg naar Amerika en was ik alleen met de jongens. De lijst met dingen die geregeld moesten worden was lang. Huis verkopen. Baan opzeggen. Kinderen van school. Een heel leven in Hilversum werd gewist. In Amerika deed Paul het tegenovergestelde. Naast zijn drukke werk ging hij op zoek naar een huis en een school voor de jongens.
Toen alles opgezegd en stopgezet en ingepakt was begonnen de afscheidsfeestjes. En toen was eindelijk het moment daar: middenin de zomer stapten we op het vliegtuig naar New York op weg naar ons nieuwe leven.

Het avontuur tegemoet

Op Schiphol staat een hele verzameling familie en vrienden om ons naar de andere kant van de wereld te wuiven. Gelukkig geen mafkezen met lollige spandoeken, wel hier en daar een beginnende bibberlip. We rechten onze rug en voegen ons bij de groep om samen een moeilijk uurtje tegemoet te gaan. Ik voel me ellendig en wil dit eigenlijk helemaal niet. Of toch weer wel. Gelukkig is het dan eindelijk echt tijd om te gaan en begint het gesnotter en gelebber voor het allerlaatste afscheid.
Na veel tranen en kussen pellen we ons los uit al die omhelzingen en strompelen door de douane. Alexander en Steven kijken nog een laatste keer om met een enigszins verbaasde blik. “Waarom gaat iedereen nou huilen?” valt van hun gezicht te lezen, “dit is toch hartstikke spannend.”
In het vliegtuig laten we ons uitgeteld in onze stoelen vallen. De jongens zijn door het dolle vanwege hun eerste vliegreis. Ze gaan op hun stoelen staan en beginnen meteen ruzie te maken wie er bij het raampje mag. Ze klappen het tafeltje in en uit, in en uit. Zwemvest, spuugzakken, kussen, hoofdtelefoon. Ze schreeuwen hun ontdekkingen naar elkaar. Gelukkig gaat het bordje ‘seatbelts’ al vrij gauw aan, zodat ze tenminste even op hun stoelen blijven zitten.
Eenmaal in de lucht maakt Steven achter elkaar uit het vliegtuigraampje foto’s met zijn nieuwe Fisher Price Camera. Later hebben we de foto’s bewonderd: 24 opnames van een stuk vleugel met daarachter een grijs vlak.
Hij zal ze alle 24 in een album plakken. Als het rolletje vol is, vist hij zijn onafscheidelijke knuffel uit zijn tas en valt in slaap om pas weer in New York wakker te worden.
Alexander gaat met open mond naar een luidruchtige rampenfilm zitten kijken. Sylvester Stallone redt in zijn eentje een grote groep mensen uit een ingestorte en ondergelopen Holland Tunnel.
En wij. Wij kijken elkaar even aan, denkend aan het avontuur dat we tegemoet vliegen. Wij zien beiden grauw van vermoeidheid en emotie en besluiten ook wat te slapen. Dat lukt niet echt met Stallone op de achtergrond en we kijken af en toe jaloers naar Steven, die uur na uur rustig ligt te knorren.
De reis verloopt tamelijk soepel en zonder vertraging komen we zeven uur later in de Verenigde Staten aan. Zodra we geland zijn springen de jongens weer hossend op hun stoelen: “We zijn in Amerika, we zijn in Amerika.”
Denkend aan de rij bij de douane nemen we kinderen en tassen onder de arm en sprinten richting ‘Customs’ om in ieder geval de stoet mensen uit ons eigen vliegtuig voor te zijn.
Maar voor de douane staat al een onafzienbare rij. Gelaten sluiten we achteraan. Na anderhalf uur voortschuivelen staan we oog in oog met de douanebeambte. Hij werpt een humeurige blik op de formulieren die we in het vliegtuig braaf hebben zitten invullen en stuurt ons terug. Verkeerde verklaringen. We hebben namelijk een visum. Chagrijnig vullen we de hele stapel nog eens in viervoud in. Ditmaal op de goede formulieren, de witte. Weer eindeloos in de rij. Zwijgend tuurt dezelfde douanebeambte weer op onze papieren, bestudeert langdurig onze paspoorten met visum en zet uiteindelijk zuchtend een stempel. We halen opgelucht adem en gaan op zoek naar koffers en mee geëmigreerde kat. De koffers vinden we al snel. Puck daarentegen is zoek. Na veel gevraag en heen-en-weer gestuur vinden we haar uiteindelijk in de hoek van de aankomsthal, bij de balie ‘vreemdsoortige voorwerpen’. Daar zit ze ineengedoken in haar reismandje schuw door de tralies te kijken.
Maar dan zijn we er nog niet. Met kinderen, koffers en kat gaan we in de volgende rij staan. In mijn hand houd ik de inentingspapieren van de kat, vereist om het land in te mogen. Ik weet niet zeker of de inentingen nog gelden, omdat verschillende instanties er verschillende termijnen op nahouden. Puckie houdt zich gelukkig rustig en wij wachten zenuwachtig in de rij. We zijn aan de beurt. Iets aan te geven? De beambte kijkt ons wantrouwig aan en buigt zich wat naar voren om in het reismandje te kijken. “What’s that for savage creature?” vraagt hij. “Just a cat,” zeggen we snel en kijken hem hoopvol aan. Hij maakt een hoofdbeweging en we mogen doorlopen. Zonder de papieren te laten zien! Heb ik me daar nu zo druk over gemaakt. We hebben alle hindernissen genomen en moeten nu alleen nog maar de chauffeur zien te vinden die ons naar ons tijdelijke appartement zal brengen.
Beladen met bagage gaan we op zoek. Hele rijen mannen hangen verveeld achter de hekken, bordjes en papieren met namen omhoog houdend. We vinden ons exemplaar en sjokken dan vermoeid achter hem aan, allebei een kar met koffers, en daarbovenop een kind, voor ons uitduwend. We worstelen ons met kar en al door een grote draaideur en staan dan onverwachts in fel zonlicht. Het is warm, erg warm. En erg licht. Mijn ogen prikken.
“Jongens jullie zijn in Amerika,” zegt Paul en illustreert zijn plechtige woorden met een brede armbeweging. De jongens kijken naar het zinderende asfalt van de parkeerterreinen en dan naar het betonnen Marriotthotel in de verte. Ze zijn niet echt onder de indruk.
“Leuk,” zegt Alexander aarzelend. Steven gaapt. Op een holletje moeten we achter de chauffeur aan die duidelijk geen tijd heeft voor zulke filosofische overpeinzingen.
Ik voel me onwezenlijk en klim achter mijn gezin het busje in. Daar leun ik wat achterover en ga met mijn hoofd opzij naar buiten zitten kijken. Amerika schiet aan me voorbij. Highways, fly-overs.
“New Jersey Turnpike’, zie ik in een flits op een bord en ons favoriete liedje van Simon and Garfunkel begint in mijn hoofd te zingen. Paul heeft het ook gezien en we kijken elkaar glimlachend aan:

“ .. counting the cars on the New Jersey Turnpike.
They’ve all come to look for America….”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: