Skiën

14/02/2014

Het is leuk om een column te plaatsen die te maken heeft met de actualiteit. De Olympische winterspelen zijn bezig en bovendien vertrekken veel mensen de komende week op wintersport. Ik ook hoor, maar ik ga alleen mee voor de apres-ski. De reden waarom? Lees maar:

Skiën

Na acht keer lukt het me mijn schoen in de bindingen van mijn rechterski te klikken. Links lukt het me in vijf keer. Ik ga rechtop staan, verplaats mijn voet twee centimeter en lig meteen op mijn muil. Paul en Wim hijsen me overeind en gaan dan voor me staan. “Kijk,” zegt Paul welwillend, “beetje door je knieën zakken, richting dal leunen en als je het te hard vindt gaan dan stuur je gewoon de berg weer op, dan rem je vanzelf.”
Ik bestudeer het sleepliftje en begin te twijfelen.
“Kan ik toch niet beter op les?” vraag ik onzeker.
“Welnee,” wuiven de jongens, “nergens voor nodig.”
Paul legt uit hoe het sleepliftje werkt en wijst naar een stang met aan het uiteinde een ronde schijf die ik tussen mijn benen moet klemmen.
“Niet gaan zitten hoor,” waarschuwt hij.
Ik knik, pak achter me de schijf en ga zitten. Onmiddellijk haalt de liftbediende zuchtend een handel over en het hele sleepliftje komt piepend tot stilstand. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat de helft van de mensen voor me uit het liftje dondert, terwijl de andere helft geïrriteerd omkijkt. Naar mij. De liftbediende ramt de pannenkoek tussen mijn benen, kijkt me dreigend aan en haalt de handel weer over. Ik word op één been de berg opgesleurd, omdat het me niet lukt mijn twee skies parallel aan elkaar te houden. Boven wacht ik beverig op Paul en Wim. Ze komen met een brede glimlach naar me toe glijden.
Met zijn drieën staan we dan bovenop de berg.
“Ga maar,” zegt Paul en wil me een zetje geven.
Ik aarzel en kijk de diepte in.
“Ik durf het niet,” piep ik.
Hij gaat het voordoen. Hij skiet een stukje parallel aan de berg en komt rustig en beheerst tot stilstand als hij met de punten van zijn ski’s naar boven wijst. Dat ziet er simpel uit, dat kan ik wel. Ik haal diep adem en volg hem. Zodra ik over de rand ski dender ik naar beneden langs de verbaasd kijkende Paul. Hij zet de achtervolging in.
“Naar boven sturen,” toetert hij achter me.
Naar boven sturen? Hoe dan? Het zou wel handig geweest zijn als ik die techniek eerst geleerd had. Ik ski intussen met ongekende snelheden het dal in, me intussen ernstig zorgend makend hoe ik beneden tot stilstand zou kunnen komen. Voor mijn geestesoog zie ik mezelf al te pletter slaan tegen het skirestaurant. Onderaan de berg is een platte sneeuwvlakte, waardoor ik eindelijk wat vaart minder. Ik laat me vallen. Ski’s, stokken en skibril liggen verspreid om me heen. Paul komt op een spectaculaire manier naast me tot stilstand, gevolgd door Wim. Hoe doen zij dat toch, dat remmen?
“Dat ging goed, ik kon je niet eens bijhouden,” zegt Paul enthousiast.
Ik kijk hem vuil aan en begin naar het restaurant te ploegen.
“Ik doe het niet meer,” roep ik over mijn schouder, “ik ga warme chocolademelk drinken.”
De volgende dag laat ik me overhalen het nog één keertje te proberen. De jongens weten een wijde skipiste met een verval van 3 cm. Dat durf ik nog wel aan. Een halve dag later lig ik in het ziekenhuis. Een dolle Nederlander heeft me in de rug geskied terwijl ik tergend langzaam mijn bochtjes aan het oefenen was. Ik heb een zware hersenschudding, een gekneusd jukbeen en ernstig geheugenverlies.
Mijn skicarrière is voorbij en tijdens opeenvolgende wintersportvakanties doe ik niets anders dan mokkend eindeloze bekers warme chocolademelk drinken in pisterestaurants.
Dan verhuizen we naar Amerika en moet er in Vermont geskied worden. Paul en Alexander vertrekken joelend naar the Nose Dive, de hoogste piste en Steven gaat op les. Zijn leraar Richie is donker en dus handig te localiseren in de witte sneeuw. Ik zit met mijn videocamera op schoot in het pisterestaurant te wachten of één van mijn gezinsleden langs komt skiën. Na drie dagen, 20 bekers chocolademelk, 15 bekers chili met veel kaas, 10 kommen clamchowder en ettelijke borden met hamburgers en frites, ben ik 4 kilo aangekomen en heb mijn gezinsleden uit den treure gefilmd. Wat nu? Schoorvoetend ga ik naar de skiverhuur en huur een paar ski’s. Ik neem me voor het nog één keertje te proberen. The Easy Street, de naam zegt het al, is perfect voor zo’n kluns als ik. Om te beginnen een stoeltjeslift, geen sleepliftjes in Amerika! Ik kom heelhuids beneden en ga meteen weer. Dan verschijnt het klasje van Steven.
“What the fuck, Mom skiet!” roept Steven opgetogen en hij gaat vlak voor me achteruit skiën onderwijl aanmoedingen schreeuwend.
“Sodemieter op, straks val ik,” krijs ik nerveus.
Ik val niet. Ik val helemaal niet en aan het eind van de vakantie heb ik 468 keer de Easy Street gedaan.
We verhuizen naar Zweden, waar op 10 minuten van ons huis een skipiste blijkt te zijn. Heb ik dat? Mijn gezin vindt dat ik na de Easy Street kan skiën en lokt me mee. Een sleepliftje. Met zo’n T-stuk.
Ik doe mijn ski’s aan en bestudeer de berg.
“Hoog,” klappertand ik tegen Paul.
“Stel je niet aan, een molshoop,” is zijn reactie.
Het ijzeren t-stuk sleurt me naar boven en wil me bovenop de molshoop niet loslaten. De ene poot zit in mijn jaszak. Een gevecht volgt om die ene poot uit mijn zak te krijgen voordat het liftje weer naar beneden gaat. Paul ziet mijn worsteling hoofschuddend aan. Als ik eindelijk los ben kruip ik naar hem toe en ga naast hem staan.
“Mooi hé,” zegt hij bewonderend en wijst met een breed armgebaar om zich heen.
“Veel te hoog,” jammer ik, “dat durf ik toch helemaal niet. Kijk je kunt Denemarken zien liggen.”
Hij kijkt me even meewarig aan en skiet weg. Het eerste gedeelte durf ik echt niet. Ik laat me op mijn billen naar beneden roetsjen. Paul staat halverwege de berg lijdzaam op me te wachten.
“Je kunt ook halverwege uit het liftje, dan hoef je dat eerste steile stuk niet af,” wijst hij.
Dat zegt hij nu. Ik besluit nog een keer te gaan. Om te voorkomen dat het t-stuk mijn jas weer grijpt haal ik ruim op tijd de haak onder mijn billen vandaan. Iets te vroeg, want na een paar meter hou ik het niet meer en val. Mijn ski’s liggen 180◦ graden gedraaid ten opzichte van elkaar, hoe krijg ik dat nou weer voor elkaar. Ik begin de berg af te glijden. Diegene die achter mij in het sleepliftje stond komt onrustbarend snel dichterbij. Het is Steven! Hij laat zich ook uit het liftje vallen en sleurt me nog net op tijd weg voor de voeten van de volgende skiër in het liftje. Met één handbeweging lukt het hem mijn twee ski’s naast elkaar te krijgen en dan begint hij me zuchtend naar de rand van de berg te duwen.
“Onhandig mens,” hoor ik hem nog net mompelen als ik het dal in glijd.
Paul heeft het al gauw gezien op de molshoop en stelt op een dag voor naar een klein skigebied aan de andere kant van Stockholm te gaan. Ik stem met tegenzin in. Tot mijn opluchting is daar ook een hele vlakke beginnerspiste en na zes keer durf ik zelfs de iets moeilijker helling aan. Het gaat redelijk. Het gaat goed. Tijdens de laatste afdaling word ik overmoedig en ga voor mijn doen hard. Naast me scheurt een jongen op een snowboard. Hij besluit linksaf te slaan. Hé, daar ski ik al. De punt van zijn snowboard schuurt over de achterkant van mijn ski’s. Ik word gelanceerd. Als ik geland ben staat mijn onderbeen haaks op mijn bovenbeen. Een half uur later lig ik in het ziekenhuis.
Thuis bergt Paul zuchtend mijn ski’s op. Voorgoed.

1 reactie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: